Protozoa is de medische term voor een groep uiteenlopende eencellige organismen. Samen met de eencellige schimmels en algen en paddestoelen vormen zij het subkoninkrijk van alle eencellige levende organismen met een celkern (protisten). Terwijl algen en schimmels tot het plantenrijk behoren, worden protozoën gerekend tot de dierlijke eencelligen en kunnen zij aanzienlijk verschillen in grootte en morfologie.
Wormen zijn parasieten. Bij de mens nestelen ze zich vooral in het spijsverteringskanaal en kunnen ze onder bepaalde omstandigheden ziekten veroorzaken. Wormziekten kunnen wereldwijd voorkomen, maar zijn vrij zeldzaam dankzij de goede hygiënische omstandigheden in onze breedtegraden. De wormziekten die in Duitsland voorkomen, zijn dan ook tamelijk ongevaarlijk en kunnen met de juiste therapie snel worden genezen. De meeste van deze ziekten worden bijvoorbeeld veroorzaakt door spoelwormen. Vooral kinderen worden vaker dan gemiddeld getroffen door meestal onschadelijke wormziekten. Veel van de wormziekten kunnen echter goed worden behandeld met de juiste ontwormingsmiddelen.
Bacteriën zijn eencellige organismen zonder celkern die zelfvoorzienend alles produceren wat zij nodig hebben om te leven. Bacteriën hebben ook hun eigen metabolisme en genetisch materiaal. Zij kunnen tussen 0,1 en 700 micrometer groot zijn en zijn dus veel groter dan virussen en toch nog kleiner dan menselijke cellen. Onder de microscoop kunnen bacteriën soms vertakte filamenten, cilindrische structuren, een staafvorm of een bolvorm hebben.
Virussen zijn infectieuze agentia die ziekten van uiteenlopende ernst kunnen veroorzaken. Zij verspreiden zich via aërosolen, druppeltjes, tijdens seks, via besmet voedsel of door besmetting met uitstrijkjes. Aangezien virussen slechts tussen 20 en 300 nanometer groot zijn, kunnen zij niet met een gewone lichtmicroscoop worden opgespoord. Een elektronenmicroscoop is absoluut noodzakelijk voor identificatie. In tegenstelling tot bacteriën zijn virussen geen levende organismen. Virussen bestaan niet uit een eigen cel, noch hebben zij een eigen energieproductie of voeren zij een eiwitsynthese uit. Virussen zijn veeleer afhankelijk van zogenaamde gastheercellen. Dit zijn levende cellen van dieren, planten of mensen waarin de virussen binnendringen. Als ze geen gastheercel vinden, sterven ze vroeg of laat. Net als bacteriën kunnen ook virussen veel verschillende vormen aannemen. Soms hebben ze een lange staart zoals kikkervisjes of zien ze er rond of staafvormig uit.
Schimmels zijn verwekkers van besmettelijke ziekten. Afhankelijk van het soort schimmel, kunnen ze mensen, dieren en ook planten besmetten. Hoewel er vele duizenden soorten schimmels bestaan, spelen slechts een paar honderd schimmelpathogenen een rol bij de overdracht van infectieziekten bij de mens. Deze worden voornamelijk overgedragen via de lucht, voedsel of de huid. Sommige soorten schimmels kunnen de huid en de nagels infecteren, terwijl andere het binnenste van het lichaam kunnen binnendringen en bijvoorbeeld de longen of de darmen infecteren. De meest voorkomende schimmelpathogenen in Duitsland zijn de gistschimmel van het geslacht Candida (Candida albicans), huidschimmels (Trichophyton rubrum) of schimmels (Aspergillus fumigatus). Antischimmelmiddelen (zogenaamde antimycotica) voor inwendig en uitwendig gebruik worden gebruikt om schimmelziekten te behandelen.