Blaaskanker in één oogopslag

Blaaskanker (blaascarcinoom) verwijst naar een kwaadaardige kanker die meestal begint in de bekleding van de blaas (urotheel). Gemiddeld krijgen meer mannen dan vrouwen blaaskanker, met één op de vijf onder de 65 jaar. In het beginstadium veroorzaakt blaaskanker nauwelijks symptomen, daarom wordt de diagnose vaak pas laat gesteld. Artsen zijn nog onduidelijk over het ontstaan van blaaskanker, maar ze hebben roken en leeftijd kunnen aanwijzen als risicofactoren. Veelvuldig contact met bepaalde chemicaliën kan ook de ontwikkeling van blaaskanker bevorderen.

Welke risicofactoren kunnen leiden tot blaaskanker?

Risicofactoren die tot blaaskanker kunnen leiden zijn meestal te wijten aan invloeden van buitenaf, zoals:

  • Roken (dat volgens medische deskundigen verantwoordelijk is voor ongeveer 70 procent van alle blaaskankers): Door roken geproduceerde verontreinigende stoffen komen in het bloed terecht en worden met de urine in de blaas gespoeld
  • chemische stoffen: hieronder vallen vooral aromatische aminen, die als kankerverwekkend zijn ingedeeld en worden gebruikt in de chemische industrie, maar ook in de rubber-, leer- of textielindustrie en in de verfindustrie. Als een werknemer veel met deze stoffen in aanraking is geweest en blaascarcinoom ontwikkelt, wordt de ziekte geclassificeerd als beroepsziekte. De tijd tussen blootstelling aan de chemische stoffen en de ontwikkeling van blaascarcinoom kan tot 40 jaar bedragen (latentietijd)
  • chronische blaasontstekingen: worden beschouwd als een vermoedelijke risicofactor voor blaaskanker
  • Misbruik van pijnstillers: vooral mensen die hoge doses fenacetine hebben ingenomen lopen risico
  • jarenlange infectieziekten: bijzonder risicovol is de infectie van parenwormen (schistosomen), die vooral in de tropen en subtropen veel voorkomt en de ziekte schistosomiasis veroorzaakt, die ook de urineblaas en de urethra aantast (urogenitale schistosomiasis).
  • Geneesmiddelen gebruikt bij chemotherapie: hier spelen bijvoorbeeld cytostatica op basis van cilofosfamide een grote rol, die worden toegediend bij leukemie, borst- en eierstokkanker.

Wat zijn de symptomen van blaaskanker?

Blaaskanker uit zich meestal met de volgende niet-specifieke symptomen:

  • een roodachtige tot bruine verkleuring van de urine, veroorzaakt door bloed in de urine, die niet blijvend hoeft te zijn (komt voor in 80 procent van alle gevallen van blaascarcinoom, maar kan ook een symptoom zijn van urineweg- of nierziekte),
  • Ongemak bij het plassen, bijvoorbeeld een verhoogde aandrang om te plassen met het legen van slechts kleine hoeveelheden urine (pollakiurie) gepaard gaande met of zonder pijn (kan wijzen op blaaskanker, hoewel velen dit verwarren met blaasontsteking),
  • Pijn in de flanken, die vaak voorkomt in een verder gevorderd stadium van blaaskanker,
  • chronische blaasontstekingen (vooral als behandeling met antibiotica niet aanslaat, kan dit een teken van blaaskanker zijn)

Hoe wordt blaaskanker gediagnosticeerd?

Omdat blaaskanker aanvankelijk weinig tot geen symptomen veroorzaakt en de symptomen zeer aspecifiek zijn, wordt de kanker meestal pas in een laat stadium ontdekt. Als blaaskanker wordt vermoed, zal de uroloog eerst vragen naar de medische geschiedenis van de patiënt en informatie opvragen over of de urine verkleurd is, of er problemen zijn met plassen, of dat er beroepsmatig contact is met chemische stoffen. Als bij een urineonderzoek bloed kan worden aangetoond, wordt het vermoeden van blaascarcinoom sterker en wordt een röntgenonderzoek van de hele urinewegen (urografie) uitgevoerd. Zo nodig kan ook een echografie van de buik (sonografie) worden besteld om de toestand van de nieren, het nierbekken, de blaas en de urineleider vast te stellen. Bij lichamelijk onderzoek kunnen alleen grote blaascarcinomen via de vagina, het rectum of de buikwand worden gepalpeerd.

Om de diagnose blaaskanker te bevestigen kan een cystoscopie worden uitgevoerd, waarbij de patiënt een plaatselijke of algehele verdoving krijgt. Een cystoscopie geeft informatie over hoe diep de tumor al in het slijmvlies van de blaas is doorgedrongen. Een monster van het verdachte weefsel (biopsie), dat wordt genomen met behulp van een elektrische lus (transurethrale elektrose van de blaas, TUR-B), wordt door een patholoog onder de microscoop onderzocht. Als de diagnose blaaskanker wordt bevestigd, kan nader onderzoek volgen om te bepalen in welk stadium de kanker zich bevindt. Naast een echografie van de lever kunnen röntgenfoto's van de borstkas, een computertomografie (CT) of een magnetische resonantie beeldvorming (MRI) van de buik worden gedaan.

Hoe wordt blaaskanker behandeld?

De behandeling van blaaskanker hangt altijd af van het stadium van de kanker, de grootte van de tumor, de plaats van de blaastumor en hoe snel de tumor groeit. Een behandelingsmogelijkheid is endoscopische chirurgie (TUR). Omdat ongeveer 70 procent van de getroffenen alleen een oppervlakkige tumor heeft die gelokaliseerd kan worden op het blaasslijmvlies en de blaasspieren nog niet heeft bereikt, kan deze met een elektrische snaar worden verwijderd. Veel patiënten krijgen direct na deze ingreep lokale chemotherapie (instillatietherapie, intravesicale chemotherapie) om de ontwikkeling van een nieuw blaascarcinoom te voorkomen. In dit geval worden de preventieve medicijnen na de operatie direct in de blaas gespoeld. Als er daarentegen een verhoogd risico op herhaling bestaat, kan ook het tuberculosevaccin BCG (Bacillus Calmette-Guérin) direct in de blaas worden toegediend.

Als het blaascarcinoom al diep is ingegroeid, moet in sommige gevallen de blaas geheel of gedeeltelijk worden verwijderd (cystectomie). Daarnaast worden ook de omliggende lymfeklieren en de urethra verwijderd als deze laatste al door de tumor is aangetast. Bij mannen kunnen ook de prostaat en het zaadblaasje worden verwijderd, terwijl bij vrouwen in een vergevorderd stadium ook de baarmoeder, een deel van de vaginawand en de eierstokken kunnen worden verwijderd.